Wat ik zie kan ik niet zijn

I cannot be what I can see, yet all I see is part of me.

Ik kijk naar buiten en zie daar andere mensen, allerlei dingen, de natuur;  ik zie de wereld. Ik kijk naar binnen en zie herinneringen, gevoelens, gedachten en vermoedens; ik zie mezelf.

Wat ik kan zien of opmerken kan niet zijn wat ik ben; want ik ben degene die iets ziet. Ik ben het subject die een object waarneemt.

Om helderheid te verkrijgen over wie ik werkelijk ben moet ik rigoureus alles wat ik niet ben gaan zien als waargenomen objecten.

Over het algemeen is het geen probleem om alles wat ik buiten mijn lichaam kan zien, voelen, proeven, ruiken of horen te beleven als dat wat ik niet ben. De verdeling is meestal duidelijk genoeg; ik ben degene die hierbinnen, in dit lichaam, naar een wereld buiten mij kijkt. Ik ben van anderen afgescheiden in de zin dat niemand anders dan ik zelf mijn geheugen, mijn zelfbewustzijn, mijn zintuiglijke waarnemingen, mijn gedachten en gevoelens direct kent.

Ik kan dat alles wel delen en op die manier een gevoel van saamhorigheid ervaren; als dat niet goed lukt is er dat schrijnende gevoel van eenzaamheid – waarbij het gevoel van afgescheiden zijn te sterk is geworden. Maar er is, als het goed is, geen verwarring over waar de grens ligt – al in de vroege jeugd is in een aantal stappen geleerd over het verschil tussen ik en niet-ik. 

Het is ook niet de bedoeling om dit verschil te ontkennen of op te heffen.

Maar om een veel sterker gevoelde vrijheid te ervaren zou je eigenlijk voortdurend en consequent  – door bijvoorbeeld vipassana meditatie – zowel de innerlijke processen van denken en voelen, als ook je ervaring van de wereld, kunnen leren zien als iets wat je waarneemt, maar niet bent. Dat is wijsheid.

De kunst is om dat te balanceren met de realisatie dat je alles bent wat waargenomen wordt. Geen afstand, geen verschil, en toch niet identiek. Dat is liefde.

Wat je kunt zien, kun je niet zijn. Dus als je in staat bent om gedachten voorbij te zien komen, als het je lukt om te zien dat gevoelens opkomen en weer verdwijnen, dan is dat de eerste stap van de realisatie dat jij niet een gedachte of een gevoel bent. Jij bent degene die gedachten en gevoelens waarneemt. Jij bent degene die het lichaam ervaart, maar dat laat ook zien dat jij het lichaam niet bent.

Als je dat keer op keer oefent, dan ontwikkel je een houding van getuige-zijn. Je bent de waarnemer van alles wat er zoal gebeurt op het gebied van lichaam, denken en voelen.

Maar wat weet dat er een houding van getuige-zijn aanwezig is?  Wie of wat kent het ik-gevoel ? Het is een heel diep, primair gevoel, met waarschijnlijk een biologische basis – bedoeld om te overleven in een gevaarlijke wereld. Dus de ontdekking, de ervaring van geen-zelf is vaak nogal ontregelend – ware het niet dat bij verlichting er tegelijkertijd de realisatie is dat er alleen maar stralende, zelfverlichtende, open liefdevolle aanwezigheid is. Die is nu ook hier, lieve lezer. Het is je huidige ervaring.

Waarschijnlijk protesteert er nu iets. Omdat je vereenzelvigd bent met een heel andere sensatie, of gevoel, of idee. Namelijk iets dat pijnlijk is, of moeizaam, of iets wat eerst nog opgelost moet gaan worden. Iets. Maar jij bent dat niet. Je kunt het waarnemen, dus niet zijn.