Dzogchen komt oorspronkelijk uit Tibet en bevat zowel een groot aantal leringen als een meditatiepraktijk die gericht is op het bereiken of realiseren van verlichting. Hier, en elders op deze site, probeer ik de (meestal vertaalde) teksten toegankelijker te maken door zo min mogelijk technische termen te gebruiken. Veel van wat geschreven is over Dzogchen is moeilijk leesbaar omdat je een grondig begrip van het Boeddhisme moet hebben, of doordat steeds wordt aangegeven hoe een bepaald begrip in het Tibetaans of Sanskriet wordt genoemd. Dat maakt de teksten soms bijna ondoordringbaar. Daar zie ik hier zo veel mogelijk van af , tenzij echt noodzakelijk. Dit is niet meer dan een eerste introductie van een prachtige traditie.






Er is hier verder weinig aandacht voor de Boeddhistische traditie waarin Dzogchen is ingebed; verondersteld wordt dat dat al bekend is. En als dat niet zo is dan is het gemakkelijk om die informatie elders te vinden. Iedere keer dat er een begrip voor het eerst gebruikt wordt dat mogelijkerwijs niet zo bekend is wordt er een link gegeven naar de meestal Engelstalige Wikipedia (als het om een Tibetaans of Sanskriet term gaat). Andere keren verwijst het naar een artikel dat op deze site te vinden is, en anders naar een goede Nederlandstalige site waar meer over dat begrip te vinden is.
Waar we ons wel op concentreren zijn die teksten die een beter begrip geven van de manier waarop de praktijk van Dzogchen werkt. Het uiteindelijke doel is verlichting – de natuurlijke staat of conditie die inherent puur, alomvattend, tijdloos en helder is, en die hier en nu herkend zou kunnen worden als de eigen natuur.
Het woord Dzogchen (in het Tibetaans rdzogs chen) kan vertaald worden als de grote perfectie, of de grote volmaaktheid. Ook zit er de suggestie in van compleetheid, heelheid, en eenheid. Het valt onder de Mahayana leringen van het Boeddhisme en is de centrale praktijk in vooral de Nyingma traditie, maar wordt ook beoefend door de aanhangers van andere Tibetaans Boeddhistische tradities. Het wordt ook door hen vaak gezien als het hoogste, subtielste en meest gezaghebbende pad naar verlichting.
Centraal in de leer van Dzogchen is het begrip Rigpa – het fundamentele, onbezoedelde, volkomen heldere aspect van bewustzijn. Deze open helderheid is zonder vorm en volkomen leeg, maar zeker niet doods, aangezien het de capaciteit heeft van waarnemen, ervaren, opmerken, zonder dat het hierdoor ooit wordt beïnvloed of veranderd. Het wordt daarom ook vaak vergeleken met een spiegel die nooit van aard verandert door wat het weerspiegelt, of het wordt vergeleken met een kristal dat elke kleur kan aannemen van het object waar het op geplaatst wordt zonder zelf van kleur te veranderen. Het herkennen van deze volkomen open, spiegelende helderheid, daarin stabiliseren en dat zichtbaar maken in het dagelijks leven is de praktijk van Dzogchen. Rigpa kan niet worden ontwikkeld, alleen worden herkend als altijd al aanwezig.
Belangrijk is om zich te realiseren dat Rigpa niet iets is wat je doet, maar dat het een innerlijke wijsheid is die van nature spontaan oprijst als de juiste condities zich voordoen. Die zijn onder andere een volkomen ontspannen zijn van de geest, het lichaam en de energie, maar toch levendig alert zijn. De gebruikelijke contractie of het krampachtig samentrekken rond een imaginair ik-centrum moet worden losgelaten. Je kunt het misschien vergelijken met een ruimtereis – het kost in eerste instantie veel inspanning en energie om los te komen van de zwaartekracht, maar op een gegeven moment ben je ineens gewichtsloos en zweef je rond in de wijd open ruimte. Nog een stap verder, en je bent zelf die ruimte.
De aard van de natuurlijke staat kan ook worden beschreven als perfect, onverwoestbaar, puur en zuiver, niet corrumpeerbaar, geen onderscheid makend, geen voorkeur hebbend, zonder gebreken, helder, eenvoudig, en diepzinnig. Het functioneert in elk levend wezen op exact dezelfde manier en is bij iedereen in dezelfde mate aanwezig. Wie hier volkomen moeiteloos mee samenvalt, door geen enkel voorbijgaand verschijnsel nog afgeleid wordt en veel van de kwaliteiten van dit open heldere primair gewaar zijn zichtbaar maakt in zijn spreken en handelen is een Boeddha.
Fundamenteel aan de praktijk van Dzogchen is leren het onderscheid te zien tussen sems en rigpa. Sems wordt in het Engels meestals vertaald als mind, in het Sanskriet als chitta, en in het Nederlands als geest. Er zijn diverse subtiele punten van verschil, maar belangrijk voor deze inleiding is om te begrijpen dat de geest in beweging – die bestaat uit een constante stroom van gedachten, gevoelens en emoties, beoordelingen, herinneringen, overtuigingen en fantasieën – het zicht verhindert op het direct ervaren van Rigpa: de ongeconditioneerde, pure, open, stille achtergrond van Boeddha bewustzijn.
De leer van Dzogchen lijkt misschien simpel, maar er is wel een groot verschil tussen er alleen maar over lezen of er door onderwezen worden door een zelfgerealiseerde lama; dan blijkt het bijzonder krachtig, maar ook uiterst subtiel te zijn. Iemand die door en door vertrouwd is met Rigpa kan een enorme kracht uitstralen en zijn of haar levendige aanwezigheid en realisatie kan een sterk positief effect hebben op de diepte van de meditatie van de beoefenaar. De directe overdracht van meester op discipel vormt het hart van de Dzogchen beoefening. De drie principes van deze overdracht zijn: een directe introductie tot iemands diepste natuur en deze leren zien, een onderzoeken en daarna twijfelloos weten wat die inhoudt, en leren zich daar permanent te vestigen en dit te integreren in het dagelijks leven. Deze drie principes zijn ook bekend onder de naam Visie, Meditatie en Actie.
Het is wel belangrijk zich te realiseren dat Rigpa, open zelfverlichtend bewustzijn, niet een transcedente realiteit is die ver voorbij het alledaagse te vinden is. Het vormt juist het hart van alle verschijnselen, zonder daar ooit door te worden bezoedeld of verminderd. Het kan niet door denken worden verkregen, maar wel rechtstreeks en onmiddellijk gezien worden. Het is nonduaal, zonder scheiding van object of subject, basis, pad en realisatie, oorzaak en gevolg. Daarom wordt het ook wel aangeduid met de term: één smaak.
“Eén smaak” betekent niet afgeleid kunnen worden door verscheidenheid. De basis is een ongeconditioneerde, onveranderelijke en permanent aanwezige ervaring van leegte, waar de realiteit spontaan, compleet, en doordrenkt van een subtiele gelukzaligheid in verschijnt. Het besef van dit open tijdloos gewaar zijn is rigpa. Verblijf als leegte, ontvang alle verschijnselen.
Dzogchen wordt, zeker door de Tibetaanse leraren, gezien als een praktijk die alleen geschikt is voor leerlingen die al een aantal inleidende oefeningen achter de rug hebben. Het is op zijn minst nodig in staat te zijn om de aandacht voor langere tijd vast te kunnen houden, en een kalme geest te hebben ontwikkeld. Daar zijn de samatha meditaties ook voor bedoeld. Meestal wordt Dzogchen in een min of meer klassiek boeddhistische setting aangeboden, en de praktijk van satsang-voor-iedereen, wat momenteel in de Neo-advaita traditie regelmatig plaatsvindt, is hier helemaal niet aan de orde. Dat maakt het ook onzeker of Dzogchen werkelijk een voet aan de grond zal krijgen in het Westen – in tegenstelling tot andere takken van het Boeddhisme, zoals bijvoorbeeld Zen, lijkt het zich tot nu toe minimaal aan te hebben gepast aan een stijl van onderwijzen die toegankelijker is voor mensen die op zoek zijn naar verlichting, maar geen zin of tijd hebben om daarbij ook bekend te raken met allerlei min of meer exotische culturele elementen.
De voorafgaande of voorbereidende oefeningen die nodig zijn om tot de kern van de Dzogchen meditatie te geraken staan ook wel bekend als ngöndro, en in het Sanskriet als sadhana. Ze kunnen ook op zichzelf staan als een volwaardig spiritueel pad dat, indien voltooid, kan leiden tot het bereiken van verlichting. De meest gebruikelijke eerste oefeningen bestaan uit het overdenken en contempleren op een serie van vier “reminders” namelijk a) het geluk dat men als mens is geboren en van de leer van de Boeddha heeft gehoord. b) de waarheid van onbestendigheid en constante verandering. c) de manier waarop karma werkt en d) het lijden van alle levende wezens die in samsara ronddolen.
Een andere belangrijke voorbereidende techniek is het leren “doorsnijden van gedachten”. Het is bedoeld om een einde te maken aan verduisterende effect dat gedachten kunnen hebben als ze niet gezien worden voor wat ze zijn. Het is dan alsof men letterlijk met een mes door gedachten heen snijdt. Maar ook dit mes wordt niet vastgehouden en door het keer op keer doorsnijden en loslaten onstaat het effect dat de stroom van gedachten als het ware uit elkaar valt en de ruimte waarin gedachten zich manifesteren zichtbaar wordt.
Meer specifieke voorbereidende oefeningen kunnen bestaan uit zich verbinden met de drie juwelen van Boeddha, Dharma en Sangha, tegelijk met het doen van 100.000 prostraties; het ontwikkelen van een geest die streeft naar verlichting en het bijstaan van levende wezens die lijden; het 100.000 keer reciteren van een bepaalde mantra die haat en aversie doet afnemen; 100.000 keer een offer brengen om gehechtheid te doen verminderen; en 100.000 guru yoga oefeningen – waarbij de geest van leerling zich volledig richt op de geest van de leraar – een praktijk die helpt om verblinding en onwetendheid te doen verdwijnen. Dat zou ook moeten helpen om een veel dieper inzicht te verkrijgen in het verschil tussen samsara en nirwana – een verschil wat pas op het allerlaatst wordt doorzien als uiteindelijk niet bestaand.
Deze oefeningen maken de geest van de aspirant meer open voor de mogelijkheid van verlichtig, en de voordelen die het oplevert zijn in zijn geheel gericht op het welzijn van alle levende wezens. Een schatting is dat het doen van al deze oefeningen zo’n zes maanden kunnen duren als men zich daar geheel en al op richt, bijvoorbeeld tijdens een retraite. Maar als ze worden gedaan in het dagelijks leven kan het ook jaren duren.
Specifiek voor Dzogchen is ook nog een andere voorbereidende oefening, namelijk het gaan naar een eenzame plek en daar doen wat er zoal opkomt, zonder enige schaamte, terughoudendheid of zelfbeoordeling.
In Dzogchen wordt er regelmatig op gewezen dat de droomstaat en de waaktoestand veel minder van elkaar verschillen dan over het algemeen wordt aangenomen. Er zijn ook oefeningen die speciaal zijn ontworpen om tijdens het dromen te worden gedaan, en er zijn diverse anecdotische aanwijzingen dat lama’s in staat zijn om in een droomlichaam mensen te bezoeken en te onderwijzen. Het individu en de wereld waar hij in leeft wordt als één ononderbroken continuüm gezien. Alle verschijnselen in iemands leven zijn een uitdrukking van zijn of haar energiestaat, en zijn noch reëel, noch illusie.
In Dzogchen wordt erkend dat de verschillende leringen en diepste inzichten zich ook als energievormen kunnen manifesteren in de vorm van goden en demonen en in die hoedanigheid voor de yogi kunnen verschijnen. (Zie ook dharmapala). Ze worden niet perse als visioenen of hallucinaties gezien (dwz uitsluitend veroorzaakt door de geest van degene die ze aanschouwt), maar als wezens die in andere dimensies leven.
Door langdurige meditatie kan de yogi het vermogen ontwikkelen om ook in niet fysieke werkelijheden te reizen, een vermogen ontwikkeld door droom-yoga. Het doel is om tijdens een droom zich te realiseren dat men aan het dromen is (lucide dromen) en dan doelbewust te gaan handelen. Je kan dan naar verschillende plekken gaan, andere mensen ontmoeten of vliegen terwijl je droomt. Maar het is ook mogelijk om bepaalde yoga oefeningen te doen, en daardoor des te sterker realiseren dat er uiteindelijk weinig verschil is tussen de waak – en de droomtoestand. Dit kan helpen bij het loskomen van gehechtheid, want door te geloven dat wat men ziet, voelt en denkt ook echt is, worden dingen belangrijk, en daardoor ook onze gehechtheid eraan. Door te zien dat ze “niet meer dan een droom” zijn wordt het gemakkelijker om gehechtheid en spanning los te laten, en alle energie in te zetten voor de bevrijding van levende wezens.
Een ander, meer exotisch aspect van Dzogchen is de ontwikkeling van een regenboog-lichaam. (Zie ook: Sambhogakaya). Dit zou gebeuren tijdens het sterven van een zeer geavanceerde meditatie beoefenaar, waarbij het er voor een buitenstaander uitziet alsof het lichaam steeds kleiner wordt en tenslotte oplost in licht, waarna er alleen nog wat haar en nagels overblijven. Of dit een letterlijke weergave van de gebeurtenissen is, of meer symbolisch, is niet helemaal duidelijk. Misschien iets minder exotisch is dat bij het sterven of later, bij het begraven, er regenbogen in de lucht verschijnen, of plotseling opstekende stormen, die dan ook weer net zo snel verdwijnen.
Dzogchen is een eeuwenoude traditie en wie er beter bekend mee wil raken zou de werken van een aantal grote meesters kunnen lezen voor hij zich in het vuur van de meditatie zelf werpt. Bekende namen zijn o.a. Garab Dorje, Padmasambhava, Milarepa, Rangjung Dorje, en Longchenpa, van wie hier de tekst “Het juwelenschip” is te vinden. En bekende moderne leraren zijn o.a. Dilgo Khyentse, Chogyal Namkhai Norbu, Chogyam Trungpa en Sogyal Rinpoche, van wie het “Tibetaanse boek van leven en sterven” het meest bekend is geworden.